Ter Herinnering aan de mensen die door de dingen waarin zij in geloofden en gedaan hebben en daarbij zijn omgekomen.
Theodorus Johannes (Theo) Bots.
Geboren dinsdag 28 februari 1905 te Leiden.
Zoon van Gerardus Albertus Bots en Wilhelmina Johanna van Meurs.
1940 – 1944
Theo was lid van het verzet van de afdeling L.O.-Roermond.
Op dinsdag 29 februari 1944 werden als gevolg van bekentenissen van één of meer medewerkers van de verzetsgroep-Bongaerts, door de Sipo-beambten Nitsch en W. Meyer, diverse arrestaties verricht, waaronder Theo Bots.
Theo werd overgebracht naar de gevangenis te Maastricht waar hij diverse verhoren moest ondergaan.
Na zijn vrijlating uit de gevangenis werd Theo overgebracht naar het St. Laurentius ziekenhuis te Roermond waar hij ten gevolge van ontberingen ondergaan tijdens zijn gevangenschap op vrijdag 5 mei 1944, 19 dagen na de geboorte van hun zoon Paultje, kwam te overlijden.
Everhardus Johannes Wilhelmus (Eduard) Lucassen.
Geboren zaterdag 10 november 1900 te Doesburg (GL)
Zoon van Johannes Lucassen en Petronella Elizabeth Giesen.
De bezetting van fort Pannerden behoorde tot de Groep Betuwe, waarvan de commandopost zich in Elst bevond.
De Groep bestond uit eenheden van het IIIe Bataljon van het 43e Regiment Infanterie (111-43 R.I.), het 8e Grensbataljon (8 G.B.)en nog enkele kleinere ondersteunende eenheden.
De Groep Betuwe vormde de schakel tussen de Groep IJssel-Zuid in de IJssellinie in het noorden en de Groep Maas-Waal langs het Maas-Waalkanaal in het zuiden.
Het fort maakte in feite geen deel meer uit van de lijn van weerstand maar nog wel van de voorverdediging.
De gevechtsvoering in en rond het fort was opgedragen aan de 2e compagnie van 111-43 R.I. onder bevel van reserve kapitein G.W. Westerveld.
Deze compagnie met een sterkte van ongeveer 150 man, bestond organiek uit drie infanterie secties van 33 man en een lichte Mitrailleursectie.
De compagnie had echter één sectie af moeten staan om te dienen als bewakingsdetachement op het Gelders Eiland.
De sectie die aan de directe verdediging van het fort was onttrokken was ingedeeld bij de bewakings-
troepen op het Gelderse Eiland en leverde grenswachten op Spijk, op de weg Lobith – Elten en te Herwen.
Bovendien was er steeds een patrouille op de fiets onderweg.
Deze sectie stond onder bevel van de reserve 2e luitenant E. Scholten. Voor de bewaking op en langs de Rijn waren Politietroepen
gestationeerd bij Tolkamer die dit uitvoerden in samenwerking met de Koninklijke Marine en de Rivierpolitie.
Op de weg Lobith – Elten waren ter hoogte van “de Hut” geïmproviseerde grensafsluitingen gemaakt evenals bij de Wardweg en de Spijkse dijk. Volgens luitenant Scholten stelden ze niet veel voor en waren weinig doeltreffend.
Ook waren op het Gelders Eiland door 22 Grensbataljon, van de Groep
IJssel-Zuid, vernielingen voorbereid van de pontveren over het Pannendersch Kanaal en de Oude Rijn.
Op de avond van donderdag 9 mei 1940 was er veel bedrijvigheid in het Duitse Elten waar te nemen.
Luitenant Scholten, die voelde dat er iets ging gebeuren stuurde het gros van zijn troepen naar Pannerden met de opdracht te wachten bij het Peilhuis aan het kanaal, circa 1 km. ten noorden van het fort.
Zelf bleef hij nog wat praten met de Duitse schildwacht aan de Eltense brug, die echter uit niets liet blijken dat Duitse troepen al omstreeks 03.30 uur via de Neutrale weg de Nederlandse grens bij Spijk hadden overschreden.
Kort na het eerste gevechtscontact op Tolkamer omstreeks 03.55 uur meldde luitenant Scholten de grensoverschrijding door middel van der afgesproken lichtsignalen aan de fortcommandant en batal-
jonscommandant te Elst. Luitenant Scholten had daarmee zijn opdracht vervuld en stapte op zijn motorfiets en reed naar het afgesproken punt bij het Peilhuis. Dit gold ook de nog resterende mannen van zijn detachement.
Toen ze bij het Peilhuis kwamen bleken de vooruitgestuurde troepen in strijd met de afspraak reeds te zijn overgestoken met de militaire vlet die nu aan de andere kant lag.
Door roepen wist luitenant Scholten de aandacht te krijgen van de 40-jarige schipper Eduard Lucassen, die met zijn motorboot de achtergebleven soldaten, waaronder ook een marechaussee, overvoer.
Nadat hij zijn taak had volbracht wilde Lucassen zijn boot afmeren en voer naar een steiger stroomopwaarts.
Toen hij de boot vastlegde verschenen de Duitsers op de Pannerdense Waard en namen hem onder vuur.
Hierbij werd de vrijwillige veerman dodelijk getroffen.
Hij was de eerste en enige gesneuvelde Nederlander tijdens de inval van de Duitsers op het Gelders Eiland.
Luitenant Scholten trok met zijn handvol soldaten linea recta door naar de commandopost te Elst waar hij omstreeks 09.00 uur behouden aankwam.
Het bovenstaande is gebaseerd op de officiële rapportages en verslagen, maar er zijn meerdere lezingen over deze schietpartij, onder andere van ooggetuigen.
Hierbij is echter ook weer sprake van verscheidene visies.
De knecht (Herman Niels) van de schipper Eduard Lucassen, vertelde wat hij wist en had gezien.
De schipper was kapitein op het schip “Wendelina”
Toen het schip in Millingen lag, had hij tijd om te trouwen met Elisabeth Driessen – van Megen, een weduwe met twee kinderen.
Het huwelijk vond plaats op 8 mei 1940 in Doornenburg.
Daags na de bruiloft haalde Lucassen met zijn knecht Herman de boot op in Millingen en legde die aan wal bij het café van Janssen (de Kras) om de volgende dag meubels aan boord te brengen.
Maar op 10 mei werd men al vroeg wakker door schoten en druk militair verkeer over de pont.
Toen de pont tot zinken werd gebracht bevond zich bij café de Kras een groepje mannen, waaronder de parlevinker Dorus Scheers en de reserve 1e luitenant A.J. van Son, geen onbekende in het café.
Deze kende ook Scheers en vroeg aan hem of hij met zijn roeiboot wilde gaan kijken of er nog achtergebleven soldaten aan de Pannerdense kant waren.
Scheers roeide naar de overkant, zag daar geen soldaten en keerde onverrichterzake terug.
Wegens de stroom kon hij niet recht oversteken en legde de roeiboot stroomafwaarts tussen de kribben bij de Roswaard en kwam lopend terug naar het café.
Inmiddels had Lucassen de motor van de “opduwer” aan de praat gekregen en voer, nadat luitenant Van Son daarop had aangedrongen, met een militair aan boord naar de overkant om te kijken of er nog soldaten waren.
Daar aangekomen – of bijna aangekomen – merkten ze dat het niet pluis was en zij keerden terug naar de Doornenburgse kant.
Toen de Duitsers merkten dat er een militair aan boord was begonnen zij te schieten en raakten Lucassen in het hart.
De militair wist zich in de wilgenbosjes van de uiterwaard te verbergen en slaagde erin over de dijk te komen.
Tot na de capitulatie van het fort Pannerden heeft Lucassen dood in of bij de boot gelegen. Pas op 12
mei is hij door zorg van buurtbewoners en met behulp van veldwachter Jan Meijer, de dokter en een pater met kleding, schoenen en al in een ruwe, vurenhouten kist gelegd en op een ponykar naar het kerkhof te Doornenburg gebracht.
De kist is nog achter in de kerk geweest, en werd aldaar gezegend en
vervolgens vlak bij de kerk begraven.
Een dag of tien later werd er een Requiemmis voor zijn zielenrust opgedragen.
Een andere visie hadden Jan Berends en Hent Hendriks uit Pannerden die ten tijde van de schietpartij op de dijk stonden en zich het volgende wisten te herinneren: In de vroege morgen van de 10de mei 1940, kwam er een militair op een lichte motorfiets uit de richting Lobith.
Hij vertelde dat wij hoogstwaarschijnlijk door de Duitsers waren overvallen.
In een zeer nerveuze en angstige toestand vroeg hij ons of wij misschien een oversteek naar Doornenburg wisten.
Wij stuurden hem naar het zogenaamde Peilhuisje in het Galgendaal waar een trap naar beneden was.
Hij ging daarna in volle vaart in die richting. Daar aangekomen liet hij de motorfiets achter bij de familie De Ruiter en liep naar de oever.
Aan de overkant lagen een paar schepen, waarvan er een zoge-
naamde “clipper”, nog gepavoiseerd was in verband met het huwelijk circa 48 uur geleden van schipper Lucassen.
Aan dek was iemand die door de militair werd toegeschreeuwd, dat hij overgezet wilde worden.
De man sprong in zijn motorvlet (opduwer) en kwam hem halen.
Toen hij met de militair terugkeerde aan de overkant werden ze door Duitse soldaten die over de Pannerdense Waard waren genaderd, onder vuur genomen.
De militair wist zich in dekking te brengen tussen het teenhout, maar schipper Lucassen trok eerst nog zijn vlet op de kant wat hem noodlottig is geworden”.
Hoe het ook zij, schipper Lucassen het eerste dodelijke slachtoffer
aan Nederlandse kant bij de strijd om het Gelders Eiland. Door de
familie van Lucassen werd later een grafsteengeplaatst.
Hierop stond: “Aangeboden door zijn ouders, broeders, zusters en zwagers aan zijn echtgenoote.
Na een huwelijk van 48 uur toen hij door een vijandelijk schot van ons werd weggenomen.
Hem was bevolen door luit. Van Son voor het Ned. leger als veerman te West-Pannerden met zijn motorboot dienst te doen.
Direct voldeed hij aan het bevel om mede te werken voor het behoud van Vorstin en Vaderland dat hem zo dierbaar was, dus kan hij ook gerekend
worden op het veld van eer gesneuveld te zijn”
Het oorlogsmonument in Doesburg is aangebracht ter nagedachtenis aan achttien medeburgers die in de periode 1940-1951 als militair of verzetsstrijder zijn omgekomen.
Wilhelmus Christianus (Willem) Blankers.
Geboren zaterdag 5 december 1980 te Oirschot (NB)
Zoon van Petrus Blankers en Ida van Berendonk.
Willem was van beroep landbouwer.
Willem was als dienstplichtig soldaat ingedeeld bij de 1e compagnie van het IIe bataljon van het 17e Regiment Infanterie (1-II-27 R.I).
De compagnie stond onder commando van de reserve kapitein S. Klapwijk.
Gedurende de mobilisatie 1939-1940 was het onderdeel opgesteld in Vak Erp van de Peel-Raamstelling.
Nadat op 10 mei 1940 een Duitse pantsertrein bij Mill (NB) de stelling had doorbroken werd in de avond van vrijdag 10 mei om circa 20.30 uur het bevel gegeven om de troepen uit de Peel-Raamstelling terug te nemen en opnieuw stelling te laten nemen achter de Zuid-Willems-
vaart.
De terugtocht van het IIe bataljon 17 R.I., dat eerst als achterhoede moest optreden voor de overige troepen, nam een aanvang op 11 mei 1940 ten 00.01 uur.
Het bataljon dat niet over de trein kon beschikken moest, ook door het ontbreken van aanwezige particuliere transportmiddelen, veel materieel achterlaten.
De opdracht was om bataljon stelling te laten nemen achter de Zuid-Willemsvaart bij sluis IV.
Onderstaand een gedeelte uit het handgeschreven verslag van reserve kapitein S. Klapwijk:
Op 11 mei om circa 05.00 uur kwam het bataljon in stelling nabij Veghel.
De 1e compagnie lag als linkervleugel in stelling bij de brug over de Zuid-
Willemsvaart in de hoofdverkeersweg naar Sint Oedenrode, tot op 1000
mtr. zuid van de inmiddels opgeblazen brug.
De compagnie werd in het zuiden aangeleund door de 2e compagnie van II-17 R.I. en in het noorden door 2-II-2 R.I. Taak: de overgang van de Zuid-Willemsvaart beletten.
De brug wordt opgeblazen.
Ten 11.30 uur vallen de eerste schoten uit het voorterrein.
Dit terrein was zeer bedekt, zodat alleen vijandelijk vuur aangaf dat de vijand hier aanwezig was .
Vanaf +/- 13.00 uur werd het vijandelijk vuur zeer heftig. Min of meer
ingegraven achter de dijk (West-dijk) van de Zuid-Willemsvaart werd rustig stand gehouden.
De munitie die de manschappen mee hadden, circa 15.000 reserve patronen zijn snel verschoten .
Tijdens het innemen van onze posities en het begin van het vuurcontact met de vijand ontving ik nog 2 berichten van de bataljonscommandant:
– 07.00 uur:
Taak is standhouden teneinde het opmarcherende Franse leger ruimte te geven zicht te ontwikkelen.
Aaneen gesloten vuurfront voornamelijk op de hoofdwegen.
C-II-17 R.I. – 13.00 uur: Munitie is in aanvoer.
Over +/- 1½ uur komt Frans regiment pantsertroepen.
Daarom standhouden tot uiterste. C-II-17 R.I.
In afwachting van bovengenoemde hulp werd taai stand gehouden.
+/- 17.00 uur. Munitie tekort.
Ordonnans weggezonden naar cp. II-17 R.I.
Deze commandopost is inmiddels vertrokken.
Ongeveer deze tijd werden wij ook bestookt vermoedelijk met mortier projectielen. Ook vliegtuigen namen ons onder vuur.
Te +/- 17.30 uur werden aan eigen zijde op rechter vleugel tanks waargenomen.
De eerste gedachten was, aangezien eigenzijde, dat het de beloofde
Franse hulp was.
Dichterbij gekomen bleken het hevig vurende Duitse tanks te zijn, welke man voor man de linie opruimden en buiten gevecht stelden.
+/- 17.45 uur bereikten deze tanks het laatste gedeelte van de compagnie, dat zich in de nabijheid van de brug bevond.
Aangezien wij tegen dit wapen volkomen weerloos waren, afgegeven mitrailleurvuur had helemaal geen uitwerking, gaven wij ons krijgsgevangen.
Opgemerkt mag worden dat de manschappen zich pas overgaven na toestemming gevraagd te hebben aan mij, hun compagniescommandant.
Gesneuveld zijn: één luitenant, één sergeant, één korporaal en drie soldaten.
Arie van Berkel.
Geboren dinsdag 17 mei 1904 te Vlaardingen (ZH)
Zoon van Arij van Berkel en Daatje van Heusden.
Arie was van beroep kantoorbediende.
Vrijwillig Soldaat Arie van Berkel was in gedeeld bij het Vrijwillig Landstormkorps Vaartuigendienst, Depot Rotterdam.
Arie sneuvelde op de Lloydkade op zondag 12 mei 1940 te Rotterdam tijdens een bombardement door de Duitse Luftwaffe.
Jan Dirk Rijvordt
Geboren dinsdag 1 mei 1917 te Amsterdam (NH).
Zoon van Karel RIJVORDT (1885-1918) en Jannetje Margaretha MIENES (1886-1961).
Jan Dirk ging op 8 mei 1935 als vrijwilliger in dienst bij de Zeemacht,
het Korps Mariniers als marinier der 3e klasse, en tekende een verbin-
tenis voor de tijd van 6 jaar en krijgt stamboeknummer 4479.
Mei 1940
Slechts een zeer korte verlofperiode na hun thuisreis is het personeel gegund. Velen moeten zich na een paar dagen verlof alweer melden op hun mobilisatie bestemming.
Op woensdag 7 mei 1940 werden alle verloven in Nederland ingetrokken, ook te Rotterdam waar veel van marinepersoneel en mariniers waren gehuisvest.
Naast de Marinierskazerne op Oostplein was het er ook het Marinedepot aan de Mecklenburglaan.
Bij het depot waren ook personeelsleden ondergebracht waarvan het schip in onderhoud was te Rotterdam of daar in aanbouw waren.
Ook was er bij in het westelijk stadsgedeelte, op het terrein van de Rotterdamsche Lloyd nog het Vaartuigendepot Rotterdam gelegerd
van het Vrijwillige Landstorm Korps Vaartuigendienst.
Bij dit landmachtonderdeel was een Marine detachement ingedeeld ter grote van ruim 325 man waarvan het grootste deel zeemiliciens (dienstplichtigen) waren.
Bij de Afdeling mariniers, in de kazerne aan het Oostplein, beschikte men over een sterkte van 9 officieren en ruim 300 onderofficieren en manschappen, overwegend beroepspersoneel.
Hiervan 100 onderofficieren en goed geoefende mariniers 1e klasse. Tevens 100 mariniers 3e klasse met 7 maanden dienst en 100 mariniers 3e klasse met 3 maanden dienst.
In het Marinedepot bevonden zich 3 officieren, 600 onderofficieren en manschappen, waarvan 150 mariniers, verder 450 zeemiliciens waarvan er 300 behoorden tot de oudere lichtingen uit 1927 en 1928, die op 8 en 9 mei 1940 weer in werkelijke dienst waren gekomen en die gedurende vele jaren niet meer onder de wapenen waren geweest.
Ook waren in het depot nog aanwezig 16 officieren en 78 onderofficier-
en die bij de in aanbouw zijnde schepen waren ingedeeld.
Naast de het marinepersoneel waren er ook veel landmachtonderdelen te Rotterdam aanwezig maar deze waren veelal belast met instructietransport en bewakingstaken en hadden haast geen oefendheid in het infanteriegevecht.
Rotterdam was de stad van de werven, depots, werkplaatsen en magazijnen t.b.v. de Nederlandse krijgsmacht.
Van alle aanwezige militairen te Rotterdam waren er slechts 200 geoefende mariniers die voor het infanteriegevecht waren opgeleid.
Deze mariniers vormden dan ook van het Rotterdamse garnizoen het gedeelte met de hoogste gevechtswaarde.
Vrijdag 10 mei 1940
In de vroeg ochtend om 03.55 uur Duitse bombardement op vliegveld Waalhaven,gevolgd door het afwerpen van parachutisten rond het vliegveld en in het zuiden van Rotterdam, het dalen van uitsewatervlieg-
tuigen op de Maas om troepen af te zetten en zodoende de Maasbruggen te bezetten.
Ook parachutisten bij de in het zuiden van Den Haag gelegen vliegvelden Ypenburg en hulpvliegveld Ockenburg en de landingen van Duitse transport toestellen op en langs Rijksweg 13 van Den Haag naar Rotterdam, waren ruim voldoende om een ieder wakker te krijgen.
Onmiddellijk werden er diverse maatregelen genomen om zo snel mogelijk de belangrijkste punten in de stad Rotterdam af te grendelen en om te proberen de Duitsers terug te dringen.
Dit gebeurde niet alleen vanuit de Marinierskazerne en het Marinedepot maar ook vanuit de diverse andere depots en te Rotterdam gelegerde troepen.
Een groep mariniers (33 man) had vanuit het Marinedepot opdracht gekregen om vanaf de Nieuwe Maas (Merwehaven) nabij Schiedam en de Spaansche polder de zaak af te sluiten.
De 1e luitenant der mariniers K.M.R. C. de Jong, geplaatst in het depot kreeg opdracht zich bij deze groep aan te sluiten, het commando op zich te nemen en de verder verdediging ter plaatse te organiseren en ook het commando over te nemen van de inmiddels aangekomen landmacht onderdelen.
De zuidelijke grens van de Spaansche polder, welke gevormd werd door de spoorbaan, was 2 km. lang.
De afstand van de spoorbaan naar de Nieuwe Maas was eveneens 2 km. Deze afsluiting tot de Delfthavensche Schie kreeg de naam Westfront. Het aansluitend front, langs de spoorbaan richting Blijdorp kreeg de naam
Noordfront. Aan de buitenzijde van de twee fronten lag dus de Spaansche polder en Overschie.
In de loop van de vrijdag 10 mei werden diverse kleine onderdelen naar alle ontstane fronten gezonden om de aldaar aanwezige militairen te versterken.
In de loop van de volgende dagen werden ook troepenonderdelen van buiten Rotterdam aangetrokken om zo de fronten te versterken. De dreiging bestond uit de hergroepering van losse eenheden parachutisten ten zuiden van Delft die opdracht hadden om verbinding te maken met de Duitse troepen die Rotterdam-Zuid hadden bezet en in afwachting waren van de 9e pantserdivisie die via de Maasbruggen en de zo onstane corridor in het noorden van Rotterdam konden oprukken naar Den Haag.
In de avond van 12 mei waren de eerste Duitse troepen in Overschie aangekomen.
Op maandag 13 werden vanuit het versterkte Noordfront diverse prikacties ondernomen tegen de aanwezige van de Duitsers in het zuiden van Overschie.
In de avond werd duidelijk (informatie van de gevluchte eigenaar de heer
Van Woerden) dat er tegenover de positie van de mariniers, in zijn gevorderde boerderij (aan de Schie) zich ongeveer 40 parachutisten bevonden.
De boerderij lag misschien 2 kilometer van de spoorbaan.
De luitenant De Jong, en zijn naastliggende commandant van de landmacht troepen, waren onwetend dat er vanuit Delft een versterkt Nederlands regiment met zo’n 3000-4000 man een aanval zou doen richting Overschie – Rotterdam-Noord om de min of meer ingesloten groep van 700-900 parachutisten met daarbij hun commandant de Generaal Von Sponeck te vernietigen.
Het enige wat De Jong wel wist dat zijn naastliggende commandant vanuit de Glimfabriek door mitrailleurs was beschoten.
Dinsdag 14 mei 1940
Een aantal troepen bestaande uit infanteristen en mariniers doen, ondersteund door enkel zware mitrailleurs, een aanval op de Duitse nabij de Glimfabriek en de boederij van Van Woerden.
Tijdens deze aanval stonden enkele mariniers, na het verzoek van de 2e luitenant Engelsman van de Mitrailleur Compagnie III-21 R.I., op het punt om met handgranaten een stormaanval te doen richting de Glimfabriek toen het bevel werd ontvangen om de aanval af te breken en onmiddellijk terug te trekken op de spoorbaan en tevens de dijk Rotterdam-Schiedam af te sluiten i.v.m. een ophanden zijnde Duitse aanval om zo via Vlaardingen en Schiedam richting Rotterdam door te stoten.
Niet tegenstaande het hevig Duitse vuur slaagden wij, infanteristen en mariniers, de boerderij te ontruimen en terug te trekken op de oorspronkelijke stelling aan de spoorbaan.
In de loop van de ochtend vinden er op onze stellingen twee bombardementen plaats voorafgaand aan het grote bombardement van Rotterdamse binnenstad.
Een groep mariniers heeft, vermoedelijk nadat zij hadden deelgenomen aan deze gevechten en na de bombardementen van die dag, het gebied met een motorvoertuig gebied verlaten.
Deze groep van 5 mariniers werd door Korporaal Adriaan Dieleman (32 jaar) van de Staf Etappen Commando vervoerd van Rotterdam richting Den Haag.
Bij de Glimfabriek noord van Overschie raakten zij in gevecht met Duitse parachutisten; hierbij zijn naast korporaal Dieleman gesneuveld de mariniers:
Andries Knotter (23 jaar), Theodorus Feuth (24 jaar), Conrardus Huijs (22 jaar) en Jan Dirk Rijvordt (23 jaar) .
Marinier Arie Verbaan was ook betrokken in het gevecht, maar hield zich dood en was derhalve getuige van de gehele situatie.
Pieter Lodewijk (Louis) van der Hoeven.
Geboren maandag 7 juni 1909 te Dordrecht (ZH)
Zoon van: Christiaan van der Hoeven en Suzanna Antonia Lamm.
Louis was onderwijzer aan de school voor Christelijk Volksonderwijs (CVO) aan de Westwijkstraat te Steenwijk (OV).
Op 29 augustus 1939 wordt hij gemobiliseerd en tijdens de mobilisatie op school vervangen door mejuffrouw J. Vogelzang.
(Na Louis van der Hoeven werd ook nog soldaat Jan Balduk van 1-III-32 R.I. door Koenen doodgeschoten).
De sergeanten Migchelbrink en Louis van der Hoeven besluiten hem [Koenen] te overmeesteren en tot bedaren te brengen, maar terwijl ze
langs de dijk sluipen, wordt Louis dodelijk getroffen door de soldaat. Migchelbrink keert terug en vraagt om een vrijwilliger om een tweede poging te ondernemen. Jan meldt zich met de woorden: “De man die Louis heeft neergeschoten, neem ik voor mijn rekening”.
Langs de dijk sluipen ze in de richting van de geweerschoten.
Totaal onverwacht wordt Jan plots doorzeefd met kogels in zijn hoofd en borst.
Eén van de kogels doorboort de foto van zijn pasgetrouwde vrouw die hij bij zich draagt.
Jan overlijdt ter plekke op 31-jarige leeftijd en laat een diepbedroefde weduwe achter die niet meer zou hertrouwen.
Ze heeft nooit kunnen verwerken dat haar Jan door een Nederlandse soldaat is gedood.
Ook luitenant Henri Röder, de enige andere officier van 1-III-32 R.I.
vond de dood toen hij met sergeant Nab van M.C.-III-32 R.I. langs de steile helling van de Diefdijk richting de 2e compagnie ging i.v.m. de schietpartij van Koenen.
Bij de Sonsbrug werden zij aangeroepen een post van de aldaar recent geplaatste twee stukken pantserafweergeschut met piket en wachtpost. Deze mannen waren sinds enige uren aan de compagnie toegevoegd. Op de vraag van de wachtpost naar het (wacht) woord konden zowel Röder als Nab geen antwoord geven.
Ook de naam Röder was onbekend bij de wachtpost en het licht Duitse accent van luitenant bij het noemen van zijn wekte wantrouwen.
Toen Röder zich omdraaide naar Nab en daarbij uitgleed op de dijk, zag de wachtpost dit als een aanval en schoot de luitenant, net onder zijn helmrand, door het hoofd.
Henri Röder (29 jaar) was onmiddellijk dood.
Een droevig slot van een trieste week …
Louis van der Hoeven werd overleden bevonden in het Militair
Hospitaal te Utrecht op woensdag 15 mei 1940. De dag erna
op donderdag 16 mei 1940 is hij begraven op de Algemene
Begraafplaats “Soestbergen” te Utrecht in Vak 13G, Rij 11,
Graf 3.
Jacob Keesing en Esperance Keesing – Peekel.
Suzanne Keesing -en- Marianne Keesing.
Jacob Keesing was van beroep Meubelhandelaar.
Suzanne Keesing geboren te Amsterdam op maandag 26 februari 1877.
Marianne Keesing geboren te Amsterdam op dinsdag 24 oktober 1882.
Beide zijn dochters uit het eerste huwelijk van Tobie Keesing en Henriette Italiaander.
Jacob en Esperance woonden aan de Ceintuurbaan 247, 2 hoog in Amsterdam.
Daar woonden zij samen met Suzanne en Marianne Keesing, twee halfzusters van Jacob, beide dochters van Tobie Keesing en Henriette Italiaander.
De vier bewoners vormden een hechte familie. In april 1938 vertrok het viertal naar België en vestigden zich in Brussel.
Reeds in de jaren ’30 vreesde het viertal het verbitterende antisemitisme van de nazi’s.
Op de dag van de Duitse inval hebben zij dadelijk geprobeerd om
naar Engeland te ontkomen.
In de haven van IJmuiden lukte het echter niet om een schip te vinden dat hen kon meenemen.
Geheel IJmuiden was volgelopen met vluchtelingen, hoofdzakelijk van Joodse komaf, die probeerden naar Engeland uit te wijken.
Het viertal huurde een kamer aan de Velserduinweg 195 te IJmuiden.
Daar plakten ze op donderdag 16 mei 1940 alle ramen en deuren dicht en als laatste wanhoopsdaad werd de gaskraan opengezet….
Met dank aan;
Forumlid-arwanda1465
hardenberg.mijnstadmijndorp.nl
oorlogsgravenstichting.nl
uboat.net
doesburg.nieuws.nl
nl.wikipedia.org
denhaag.digitalestamboom.nl
www.heemkundekringrijnwaarden.nl
bidprentjesarchief.nl
brabantsegesneuvelden.nl
meierijstad.nieuws.nl
gw.geneanet.org
oldeveste.blogspot.com
oorlogsslachtoffersijmond.nl